Lente-excursie Erfgoedteam, jong erfgoed in de Bijlmer

De lente-excursie op 12 april 2023 van het Erfgoedteam vond plaats in de Bijlmer en had als doel om de deelnemers te inspireren met verschillende voorbeelden van participatieve en grassroots projecten[1] en om vanuit verschillende perspectieven te leren over de ontwikkeling van het jonge erfgoed van de Bijlmer.

De ochtend bestond uit een wandeling door de Bijlmer onder leiding van Jeroen Schilt (voormalig architectuurhistoricus bij gemeente Amsterdam), Wouter Pocornie (architect, stedenbouwkundige, urbanist en ervaringsdeskundige als bewoner van de Bijlmer), Marjolijn Kok (archeoloog) en Jules Rijssen (verzamelnetwerker).

We bezochten het gemeentelijk beschermde stadgezicht Bijlmermuseum, de Buurtboerderij Gliphoeve en kregen een rondleiding door de verschillende bouwfasen van de Bijlmer, die eindigde bij Imagine IC.

Klik op de < > om meer foto’s te zien

De ontwikkelingsgeschiedenis van de Bijlmer

Jeroen Schilt zette eerst de ontwikkelingsgeschiedenis van de Bijlmer uiteen. Halverwege de vorige eeuw werd in Amsterdam al duidelijk dat er buiten de toenmalige stadsgrenzen gebouwd moest worden om aan de woningvraag te kunnen voldoen. In het AUP (algemene uitbreidingsplan) van 1958 werd een aantal gebieden aangewezen om grootschalige woningbouwprojecten te realiseren, waaronder Amstelveen en de Bijlmermeerpolder. Veel Amsterdammers leefden destijds in slechte, ongezonde omstandigheden en in deze twee gebieden moesten moderne, betere woningen komen.

Onder leiding van stedenbouwkundige Siegfried Nassuth werden ambitieuze plannen gemaakt voor Zuidoost. De Bijlmermeer moest een lichte, ruime en groene wijk van de toekomst worden, in tegenstelling tot de kleine en donkere appartementen in het centrum. Een wijk waarin wonen, werken en voorzieningen werden gescheiden. In 1966 werd in de Bijlmermeer de eerste paal de grond ingeslagen door burgermeester Van Hall en in 1968 werd de eerste flat opgeleverd.

Al problemen vanaf de bouw

”Bij de bouw ontstonden echter al problemen”, aldus Jeroen Schilt, voormalig architectuurhistoricus bij gemeente Amsterdam, die betrokken was bij de aanwijzing van zes flats in de Bijlmer als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. “Er werd bezuinigd, er werden geen voorzieningen gemaakt en de open plint is ook nooit gerealiseerd. Bovendien werden veel immigranten uit Suriname zonder enige begeleiding in de Bijlmer geplaatst.”

Schilt vertelt dat er al besloten was dat ”de Bijlmer mislukt was en dat er geen hoogbouw bij moest komen” toen de flat Kleiburg werd gebouwd. Kleiburg werd in 1971 opgeleverd – drie jaar na de oplevering van de eerste flat. In de collectieve beeldvorming was de Bijlmer in een zeer rap tempo van een droomwijk in een weinig geliefd gebied veranderd.

Klik op de < > om meer foto’s te zien

Meer dan de helft van alle honingraatflats is inmiddels gesloopt

Al in de jaren ’80 kwam de gemeente met plannen om de wijk te verbeteren, slechts enkele jaren na de oplevering van de laatste hoge flats Hakfort en Huigenbos in 1975. Hiertoe werd het Projectbureau Vernieuwing Bijlmermeer in 1992 opgericht. Er werd in dat jaar – hetzelfde jaar als de vliegtuigramp – door het stadsbestuur besloten dat een kwart van alle flats gesloopt moest worden. In 2001 werd, onder andere naar aanleiding van een bewonersonderzoek onder 3.500 mensen, besloten om in totaal meer dan 50% van de kenmerkende honingraatflats te slopen. Rond 2010 is het vernieuwingsproces – grosso modo – afgerond.

Rond deze tijd begon bij Bureau Monumenten en Archeologie het idee te spelen om het Bijlmermuseum, een groep van zes oorspronkelijke, overgebleven flats, aan te wijzen als beschermd stadsgezicht. In 2019 is dit ook gebeurd en zijn deze flats en de omringende openbare ruimte – het Bijlmermuseum – officieel aangewezen als beschermd gezicht.

Representatie vanuit de Bims

Wouter Pocornie, stedenbouwkundige en ervaringsdeskundige, vindt het belangrijk dat er meer informatie en kennis over de Bijlmer opgehaald wordt ín de Bijlmer, of de Bims, zoals het door veel Bijlmerbewoners wordt genoemd. “Er is een ontzettende fascinatie voor de Bijlmer, maar zelfs de meeste tours over en door de Bijlmer worden gegeven door mensen die niet uit de Bijlmer komen.” Pocornie heeft het hier over representatie, een thema waar maatschappelijk steeds meer aandacht voor is. Ook het verdrag van Faro gaat over de betekenis van erfgoed voor de gehele samenleving (en dus over representatie); over de sociaal-culturele aspecten van erfgoed, zoals toegankelijkheid en inclusie. De mens en de samenleving en hún relatie met erfgoed worden centraal gesteld in aanvulling op – en in samenspraak met – de bestaande wetenschappelijke en professionele waardering van erfgoed.

Participatie en representatie is in de Bijlmer echter altijd moeilijk is geweest, vertelt Pocornie. Dit heeft te maken met onder andere raciale verhoudingen, seksuele oriëntaties en politieke overtuigingen. ”Het was makkelijker om het hier niet over te hebben, of om een persoon te vinden die meerdere vinkjes vertegenwoordigde.

Klik op de < > om meer foto’s te zien

Gelaagdheid

Pocornie’s kijk op de geschiedenis van de Bijlmer geeft een gelaagd beeld weer. Hij stelt bijvoorbeeld dat “de Bijlmer het verdient om beschouwd te worden alsof die twee eeuwen oud is”. Hij bedoelt hiermee dat de ontwikkeling van de Bijlmer zo intensief was, dat het resultaat beschouwd kan worden als het resultaat van twee eeuwen ontwikkeling.

De visie van Pocornie op de geschiedenis van de Bijlmer nuanceert het beeld van een mislukte droomwijk die leefbaar is geworden door grootschalige renovatie. Het beeld ontstaat van een stadsdeel met een korte maar rijke geschiedenis, mede ingegeven door de continue transformaties. Bovenal koppelt Pocornie de stedenbouwkundige geschiedenis van de Bijlmer aan de sociale geschiedenis van de Bims, waardoor de verhalen en ervaringen van, over en met de super internationale en betrokken gemeenschap actoren worden in de veelzijdige en meerstemmige biografie van de Bijlmer. Alhoewel we, ook volgens Pocornie, moeten waken voor het vereenzelvigen van de ervaring van een paar individuen met de ervaringen van een heel stadsdeel.

Zelfs de wijknamen geven blijk van die gelaagdheid. De Bijlmer is – net zoals New York – verdeeld in buurten, die met een letter worden aangeduid. ”Het alfabetprincipe werd tijdens de tweede bouwgolf, dus na ’92, losgelaten.” Een buurt bij metrostation Ganzenhoef werd de Vrouwelijke Pioniersbuurt genoemd, maar voor de bewoners is het eigenlijk de G-buurt. Ook wat ambtelijk Bijlmer-Oost wordt genoemd, is voor veel (oud)bewoners de G-, en de K-buurt. Je kan door de bouwhoogtes, de kleur van de naamboordjes en zelfs de namen van de wijken ontdekken welke buurten gerenoveerd zijn en welke niet.

Gemeenschap en viering van informele cultuur

Pocornie stelt dat de ontwikkeling van de Bijlmer vooral van bovenaf bepaald is. “Ook nu kijken architecten en stedenbouwers vooral van bovenaf en niet vanuit het gebruik van de gebouwen, ruimtes en leegtes. Er wordt niet gekeken naar het gebruik vanuit de gemeenschap, terwijl er juist in de Bijlmer van meet af aan een hele betrokken gemeenschap is geweest.” De buurtboerderij Gliphoeve is bijvoorbeeld in de jaren ’70 door krakers in gebruik genomen. ”Boer Floor deed dingen op een organische manier. Drugsverslaafden, krakers, ex-gedetineerden en andere buurtbewoners kwamen bij elkaar. Toch is door de gemeente wel eens – goedbedoeld – voorgesteld om de boerderij te verplaatsen naar een plek met meer ruimte, terwijl deze plek zo belangrijk en kenmerkend is voor de buurt. In de Bijlmer heeft gemeenschapsvorming weinig plek gehad, terwijl het een doel op zich is.” Eén oorzaak is de monofunctionaliteit van de Bijlmer. “Door monofunctionaliteit is er schaarste ontstaan en daardoor werden plekken als de verdwenen glijbaan bij metrostation Ganzenhoef een ontmoetingsplek. Die schaarste is tot op de dag van vandaag aanwezig”.

Dit soort plekken, waar mensen samenkomen en waar informele cultuur ontstaat, zouden meer gevierd en toegelaten moeten worden, denkt Pocornie. Degenen die in de Bims cultuur creëren, doen dat buiten de beleidskaders en weg van de geïnstitutionaliseerde paden. ”Lokale mensen zouden in het gehele proces van ontwikkeling en stedenbouw een plek moeten krijgen. Maar niet op een geïnstitutionaliseerde manier. Zo kan bijvoorbeeld tokenisme[2] ontstaan, waarbij een persoon een hele flat kan vertegenwoordigen.”

Klik op de < > om meer foto’s te zien

Drie bouwfases

Pocornie vertelt over drie bouwgolven, waar hij ontwikkelingen en de geschiedenis van de buurt aan gekoppeld heeft: “De eerste bouwgolf duurde tot aan de vliegtuigramp, de tweede bouwgolf begon direct hierna en duurde tot 2010 en we zitten nu in de derde bouwgolf.”

Met de laatste bouwfase kwamen er veel internationale studenten en expats naar de Bijlmer. Deze ontwikkeling zorgde voor angst voor gentrificatie, maar bood ook de kans aan bewoners om stil te staan bij de vraag: wie zijn wij als bewoners van de Bijlmer en wie zijn we niet? Dit kon gebruikt worden voor placemaking projecten, voorzieningen en grassroots projecten. Om het eigen verhaal van de bewoners op te halen en archetypes te bevestigen of juist te doorbreken.

 Participatie verbindt

Dat participatie bij erfgoed kan zorgen voor verbinding in een gemeenschap bleek uit het verhaal van Marjolijn Kok, die vertelde over het prijswinnende project ‘Wyldemerck: Samen zoeken naar barakken in de bossen’, waarin het voormalige Molukse en enige islamitische woonoord Wyldemerck (Balk, Friesland) werd onderzocht op verzoek van terreineigenaar Staatsbosbeheer. De rode draad in de uitvoering van dit archeologisch onderzoek is dat het in gezamenlijkheid is uitgevoerd; oud-bewoners, nazaten, omwonenden, archeologen en het Moluks Historisch Museum sloegen daarin de handen ineen (klik hier voor meer informatie). Marjolijn: “dankzij de samenwerking hebben we andere archeologische waarden opgespoord dan die in gangbaar archeologisch onderzoek bestudeerd zouden worden. Een voorbeeld is het washuis, waaraan deelnemers nog levendige herinneringen hadden. Daardoor worden nieuwe perspectieven geboden aan het onderzoek. Het terrein dat als archeologisch ‘niet relevant’ werd beschouwd door de gemeente, is wel relevant voor de Molukse gemeenschap.”

Het nieuws over het project ging als een lopend vuurtje door de Molukse gemeenschap. Los van dat archeologische waarden van de barakken en het terrein zijn opgespoord, is de sociale betekenis van het project groot. Marjolijn: “het gaat niet om een project, het gaat om een proces. De opbrengst is maatschappelijk gezien heel erg groot. De archeologische zoektocht bracht emoties teweeg, persoonlijke herinneringen aan het woonoord werden opgehaald en gedeeld. De familiegeschiedenis is besproken aan de keukentafel én tijdens het archeologisch onderzoek. De deelnemers droegen het erfgoed en waardeerden het. Hun kennis was van groot belang voor de interpretatie van de resten, zeker bij deze jonge archeologie. Na afronding van het eindrapport zijn wij archeologen klaar met het project, maar de groep geïnteresseerden zal het project daarna dragen.”

Klik op de < > om meer foto’s te zien

De Vitrine van Zuidoost

Bij de laatste stop werden we ontvangen door educator Eline Minnaar-Kuiper en verzamelnetwerker Jules Rijssen van Imagine IC. In het verzamelgebouw aan de Bijlmerdreef, dat zij onder andere delen met de Openbare Bibliotheek Amsterdam, is een dynamische tentoonstellingsruimte ingericht. Zij namen ons mee naar de Vitrine van Zuidoost waarin een verzameling wordt getoond die met de buurt is samengesteld. De vitrine vertelt niet hét verhaal van Zuidoost, maar toont een greep uit alle objecten en verhalen die tussen 2014 en 2019 zijn verzameld rond thema’s als geloof, verzet of het thuisgevoel. Buurtbetrokkenen agendeerden in vijf jaar meer dan 20 onderwerpen, die in bijeenkomsten en tentoonstellingen werden gedocumenteerd met eigen spullen en archieven. Voor de vitrine koos Imagine IC uit deze grote verzameling objecten die de bewoners en vele anderen destijds hebben geraakt. Samen vertellen de objecten een nieuw verhaal van de buurt en dragen ze bij aan ‘de collectie Zuidoost’. In deze collectie spelen uiteenlopende particuliere archiefcollecties een hoofdrol.

De vitrine wordt continue verfijnd, aangescherpt of beter afgestemd op de verhalen over Zuidoost als een tekentafelstad, die de bewoners zich voortdurend eigen maken. De vitrine kan de ontwikkelingen in de buurt niet bijhouden, maar blijft als dynamisch archief van de stad wel verzamelen. Het museum blijft de plek voor het gesprek met de bewoners, doordat steeds thema’s uit de collectie gezamenlijk worden besproken tijdens bijeenkomsten. Hiervoor is een vast netwerk opgebouwd, maar bewoners worden ook benaderd via de lokale krant, radio, mond-op-mondreclame en op de markt om aan deze gesprekken deel te nemen, zodat de verhalen uit diverse gemeenschappen komen. Ook medewerkers van de gemeente zijn bij deze gesprekken aanwezig. Het uitgangspunt is daarbij dat de bewoners allemaal betekenis mogen geven aan erfgoed. Iedereen mag bepalen. Omdat erfgoed vertelt wie we samen zijn, heeft iedereen daarin een stem.

Het netwerk van Imagine IC verzamelt dingen van de buurt om de erfgoedcollecties van de stad en het land aan te vullen. Met eigenaren, musea, archieven, bibliotheken en monumentenbeheerders stemmen ze af wie dingen duurzaam gaan bewaren. Welke betekenissen worden daarmee opgeslagen. En wat willen de eigenaren erover te zeggen houden.

“De objecten en verzamelingen in het buurtarchief raken steeds meer mensen. Ze beleven de archiefstukken allemaal anders. Soms een beetje, soms heel erg. In gesprek over de uiteenlopende betekenissen van de stukken kan iedereen de buurt en de wereld, de geschiedenis en de toekomst zien door de ogen van een ander.” Jules – Imagine IC:

[1] Grassroots (“graswortels”) is een Engelse term voor politieke processen die aan de basis worden ontwikkeld. Vaak betekent dit dat burgers in plaats van beleidsmakers initiatieven ontwikkelen en beslissingen nemen. Ook activisme vanuit gemeenschappen valt onder het begrip grassroots.

[2] Tokenisme (Engels: Tokenism) omschrijft het beleid en de uitvoering daarvan omtrent het aannemen van medewerkers uit minderheidsgroepen, gezien vanuit een plichtmatig of symbolisch oogpunt.

(Beeldverantwoording: André Russcher)

Deel dit artikel

Categorieën

Tags

Gerelateerde berichten

  • ‘Erfgoed als uitgangspunt’, een interview met Carola Hein

    Categorie: Gebouwd erfgoed, Omgevingswet

    Carola Hein sprak tijdens ons Samen Slimmer symposium over de veelzijdige historie van ons water en benadrukte hoe belangrijk het is om hier op een brede manier over na te denken. Hoe kunnen we omgaan met de waardeverandering in relatie tot ons watererfgoed? En hoe kunnen we het narratief benutten door het watererfgoed in te zetten voor een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving?

  • In beeld: Samen Slimmer 2024

    Categorie: Archeologie, Cultuurlandschap, Duurzaamheid, Gebouwd erfgoed, Omgevingswet

    Tijd voor onze favoriete excursie van ’t jaar: de lente-excursie van het Steunpunt! Dit keer bezoeken we moois op en rondom de hei tussen Hilversum en Laren. We spreken met elkaar af bij Station Hilversum, waar we ons niet uit het veld laten slaan door een klein lente-buitje.